Het ruimtebeslag van zonne- en windenergie
Een steeds groter probleem dat samenhangt met de opschaling van zonne- en windenergie is het ruimtebeslag. Elke windmolen of zonnepaneel levert naar verhouding maar heel weinig stroom, zodat je er heel veel van nodig hebt. In de volgende video laat Jan Smelik zien dat vol inzetten op wind en zon als vervanging van fossiele brandstoffen feitelijk niet mogelijk is.
Ruimtebeslag
Het oppervlak dat nodig is voor de aanleg van zonneparken is goed bekend op basis van de bestaande parken. Grootschalige fotovoltaïsche installaties hebben een vermogensdichtheid van ongeveer 0,7-1 MW per hectare (70-100 MW/km²).
In het Klimaatakkoord staat dat in 2030 tenminste 35 terawattuur (TWh) elektriciteit op basis van zon en wind op land geproduceerd moet worden. De verdeling tussen zon en wind is niet bepaald, maar als die ongeveer gelijk blijft met nu, dan zal de windvermogen groeien naar 11 GW in 2030 en het vermogen aan zonnepanelen naar ongeveer 15 GW. Een eenvoudige rekensom leert dan dat er aan windenergie op land een oppervlak nodig is van ongeveer 4000 km² en voor zonneparken 175 km².
Om een gevoel voor de omvang te krijgen is in de figuur hieronder voor alleen de windmolens op land een gebied van 4000 km² getekend dat volledig vol zou staan, als hiervoor de ruimte beschikbaar zou zijn. In praktijk zullen de zonne- en windparken over het hele land verdeeld worden. De website van het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie maakt duidelijk dat het aanzien van elke regio de komende jaren grote verandering zal ondergaan. Door de dichte bebouwing zal het in Nederland vrijwel niet mogelijk zijn de windmolens in te passen zonder grote impact op het landschap en overlast voor de omwonenden.
Voor zonne-energie gaat het om een oppervlak van 175 km². Dit komt overeen met ongeveer 17.500 voetbalvelden. Een deel hiervan kan op daken van gebouwen worden geplaatst, maar het overgrote deel komt in de vorm van zonneparken.
Horizonvervuiling
Het directe gevolg van de bouw van zoveel windmolens is horizonvervuiling. Horizonvervuiling is het plaatsen van objecten of nemen van maatregelen die het beeld van de horizon of de harmonie van het landschap verstoren. In praktijk komen windturbines vooral buiten de stedelijke gebieden terecht komen op open landbouw- en natuurgebieden.


De enorme bouwwerken van vaak meer dan 200 meter hoog vormen een directe aantasting van het landschap en van stadsaangezichten. Het landelijke landschap verandert op steeds grotere schaal in een industrieel landschap. Daar waar voor alle bouwactiviteiten in Nederland zeer strikte eisen van toepassing zijn op basis van bestemmingsplannen, hinder en welstand, gelden die in praktijk niet of nauwelijks voor windturbines.
Overlast
Naast de aantasting van het landschap hebben de bewoners van gebieden waar windmolens komen ook te maken met concrete overlast.
Een belangrijk probleem is de slagschaduw van de windmolens. Moderne windturbines hebben een masthoogte van wel 140 meter en rotorbladen met een diameter van 150 meter. De slagschaduw hiervan heeft het karakter van een knipperende lamp. Mensen die in de slagschaduw van een windturbine geven aan hier veel hinder van te ondervinden. In het eerste YouTube-filmpje is het effect van een dergelijke schaduw goed te zien.
Geluidsoverlast is het meest problematische gevolg van windturbines die te dicht bij bewoning geplaatst zijn. Het laagfrequente geluid van een draaiende windturbine is niet heel hard, maar het is wel continu op de achtergrond te horen en veroorzaakt gezondheidsproblemen. In Medisch Contact van van 22 maart 2018 schrijft Dr. Sylvia van Maanen:
“Een substantieel deel van omwonenden van windturbines rapporteert wereldwijd identieke klachten: chronische slaapproblemen, hoofdpijn, tinnitus, een drukgevoel op de oren, vertigo, visusklachten, luchtwegproblemen, tachycardie, prikkelbaarheid, concentratie en geheugenproblemen, en angstgevoelens samengaand met de sensatie van inwendige pulsaties of trillingen zowel slapend als in wakkere toestand. ...In Beieren – voorloper in windenergie – heeft de federale overheid in 2016 besloten dat de minimale afstand tussen turbines en bewoning tienmaal de tiphoogte moet bedragen: de 10Hregel”.
Ook het onderzoek van Nissenbaum, Aramini en Hanning uit 2012 leidt tot de conclusie dat direct omwonenden hebben binnen een straal van 1.400 meter significant meer slaapgebrek hebben, overdag meer vermoeid zij en slechter presteren. Het zal niet verbazen dat de overlast van hoge windturbines een waardedaling van de nabijgelegen woningen tot gevolg heeft.
Toenemende weerstand
Met de sterke groei in het aantal windmolens op land groeit ook de weerstand bij omwonenden en natuurbeschermers. De hoge windmolens zijn industriële machines en hebben grote impact op het landschap, natuur en het milieu. Met de nieuwe plannen zal het opgesteld vermogen aan windmolens op land 2 tot 3 keer zo groot worden als nu. Op zee zijn geen omwonenden die bezwaar kunnen maken, maar ook daar geldt dat de windmolenparken een groot oppervlak nodig hebben, met negatieve consequenties voor visserij, scheepvaart en milieu.
Voor zonnepanelen is de problematiek vergelijkbaar. De plaatsing van panelen op daken van woningen en bedrijfsgebouwen stuit over het algemeen niet op bezwaren, maar met de huidige plannen zijn grootschalige zonneparken onvermijdelijk. Deze parken hebben direct impact op landschap en milieu en stuiten op steeds meer bezwaren. Eind 2019 heeft de rechter de aanleg van een zonnepark in Friesland stil gelegd na bezwaren van de Friese Milieu Federatie.